-
1 dip into one's purse
geld verspillen -
2 spill money
geld verspillen -
3 splurge
n. drukte, een vertoning geven--------v. drukte/vertoon maken; geld verspillensplurge1[ splə:dzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————splurge21 (geld) verspillen/verkwisten ⇒ zich te buiten gaan♦voorbeelden: -
4 trifle away
-
5 blue
adj. blauw; verdrietig (slang)--------n. blauw--------v. blauw kleuren; geld verspillenblue1[ bloe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 blauw5 lid/kleur van een conservatieve politieke partij ⇒ 〈 Brits-Engels〉 Tory, conservatief6 〈 Brits-Engels〉student(e) die universiteit vertegenwoordigt in sportwedstrijden tussen Oxford en Cambridge♦voorbeelden:3 into the blue • naar/in het onbekende, in de ruimteout of the blue • plotseling, als een donderslag bij heldere hemel¶ get/win one's blue • gekozen worden als vertegenwoordiger (van Oxford of Cambridge) in sportwedstrijden————————blue2〈bijvoeglijk naamwoord; bluer; blueness〉2 gedeprimeerd ⇒ triest, somber♦voorbeelden:blue blooded • van adellijke afkomstblue cheese • schimmelkaasblue-collar workers • handarbeidersblue helmet • blauwhelmblue with cold • blauw van de kouthings are looking blue • de zaken staan er slecht voor4 blue film/movie • pornofilm, seksfilmwait till one is blue in the face • wachten tot je een ons weegtonce in a blue moon • (hoogst) zelden, zelden of nooitcry/scream/shout blue murder • moord en brand schreeuwen————————blue3〈 werkwoord〉1 blauw kleuren/maken -
6 trifle away money
-
7 squander
-
8 dissipate
v. uit elkaar drijven, uit elkaar gaan; verbannen, verdrijven[ dissippeet]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdrijven ⇒ verjagen, doen verdwijnen♦voorbeelden: -
9 lose
v. verliezen; kwijt raken; zich afdoen van; niet begrijpen1 verliezen ⇒ verlies lijden, er op achteruit gaan♦voorbeelden:lose out • het afleggenlose out on something • er (geld) bij inschietenlose on the horses • (geld) verliezen bij de paardenrennen1 verliezen ⇒ kwijtraken, niet (meer) hebben, verspelen♦voorbeelden:lose count • de tel kwijtrakenlose one's mind • krankzinnig wordenlose sight of • uit het oog verliezenlose one's temper • boos wordenlose no time in (doing something) • geen tijd verspillen met (iets)lose one's way • de weg kwijtrakenlose oneself in • geheel opgaan inlose to someone • tegen iemand verliezen -
10 spend
v. over de balk gooien, uitgeven; besteden, doorbrengen; uitputtenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitgeven ⇒ spenderen, besteden♦voorbeelden:spend oneself in friendly words • zich uitputten in vriendelijke woorden -
11 throw away
weggooien, wegwerpen, wegsmijten; verspillenthrow away♦voorbeelden:she has thrown herself away on an unworthy man • ze heeft zich vergooid aan een waardeloze vent
См. также в других словарях:
Spielen — Spielen, verb. regul. act. & neutr. welches im letztern Falle das Hülfswort haben bekommt. Es ist, so wie alle Zeitwörter, eigentlich eine Onomatopöie, welche sowohl den Laut der Stimme, als auch den mit gewissen leichten Bewegungen verbundenen… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Verzetteln — Verzêtteln, verb. regul. act. 1. Einzeln und hin und wieder fallen lassen, und dadurch verlustig gehen. Bey dem Einfahren des Getreides wird viel verzettelt. Geld verzetteln, es in einzelnen Stücken verlieren. Heu, Stroh, Körner verzetteln, es im … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Verspilden — * Verspilden, verb. regul. act. unnütz verwenden, verthun, besonders so fern solches in mehrern kleinen Theilen geschiehet; in Nieders. verspillen. Viel Geld verspilden, unnütz in kleinen Posten ausgeben. Oft auch für verschwenden überhaupt.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Krone — 1. An der Krone erkennt man den Kaiser. – Bertram, 54. 2. Die Krone einer guten Gesinnung ist Demuth. – Burckhardt, 170. 3. Ein Kron durch alle Welt mehr denn ein Batzen geld. – Henisch, 199, 38; Petri, II, 210. Eine Krone (Münze) gilt überall… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Nichts — 1. Als Niet kommt tot iet, dann kennt iet hem selver niet. – Simrock, 7534. Wenn ganz arme Leute plötzlich zu grossem Vermögen gelangen, kennen sie sich selbst nicht mehr. 2. Auss nichts wird nichts vnd bleibt nichts. – Lehmann, II, 32, 68; Petri … Deutsches Sprichwörter-Lexikon